Stadhouder Willem V
Toen het gebalsemde lichaam van de in 1806 overleden stadhouder werd bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe kerk te Delft (1958) weigerde zijn nakomelinge prinses Wilhelmina daarbij aanwezig te zijn. Ze had geen zin om achter de baar van een “sufferd “te lopen.
Toen Jørgen en ik in het huisje van opoe Leerdam kwamen, vonden we twee vazen. Eén met de afbeelding van Willem V en één met de afbeelding van zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen. We hebben ze in de Oostkamer van het regentenhuis gezet.
Ze waren het symbool van oranjegezindheid in de tijd dat binnen de Republiek de roep om democratische veranderingen steeds luider werd: vooral in de steden. Om de stadhouder, die aanvoerder van leger en vloot was, de wind uit de zeilen te nemen, richtten democratisch gezinde burgers – de patriotten – in de steden milities van vrijwilligers op. Die zouden hun stad kunnen verdedigen zonder hulp van stadhouder Willem V; in feite vormden ze een leger, dat de stadhouder niet zou gehoorzamen.
Deze toonde zich inderdaad een “sufferd “ – misschien is “slapjanus” een betere benaming – door niet op te treden en de milities niet te ontbinden. In 1786-87 liepen de spanningen zo hoog op, dat we op de rand van een burgeroorlog stonden.
Wilhelmina van Pruisen was uit een ander hout gesneden dan haar man en probeerde orde op zaken te stellen door naar Den Haag te gaan. Ze werd bij Goejanverwellesluis tegengehouden door Goudse patriotten en teruggestuurd naar haar man, die op Het Loo in Apeldoorn zat te duimendraaien.
Haar broer, de koning van Pruisen, pikte die belediging niet. Hoe haalden doodgewone burgers het in hun hoofd zijn adellijke zuster te beledigen? Een Pruisisch leger van 20.000 man viel binnen en herstelde de macht van de stadhouder.
Toen Franse troepen, met in hun kielzog gevluchte patriotten, Nederland in 1795 binnen vielen, vluchtte hij met zijn gezin naar Engeland. Daar schonk hij de Engelsen het hele koloniale bezit van de Republiek (in Indonesië rijdt men nog steeds links!)
Een vrijgevig man dus (sic), want op 24 oktober 1766 had hij in zijn hoedanigheid als graaf van Leerdam de grond waarop het Hofje is verrezen aan de oprichters geschonken.
Voor voormalig koningin Wilhelmina een “sufferd.” Voor Leerdam en de familieleden van Maria van Aerden-Ponderus een gulle vorst met een vooruitziende blik.
Vandaar die vazen natuurlijk!