skip to Main Content

Hofje van Nieuwkoop

Hofje Van Nieuwkoop

Het Placaat van 8 juni 1795 uitgevaardigd door de Bataafse Republiek constateerde: dat het ophangen of plaatsen van Wapenschilden in Kerken of voor Huizen of andere Gebouwen tot niets anders dient  dan om de vooroordeelen aan te kweeken en te onderhouden  als of die genen welken zich die Wapens Toeëigenen voortreflyker wezens waren dan hunnen Natuurgenoten.

Daarom moesten alle familiewapens ook van de Hofjes worden verwijderd. Je moest het zelf doen of laten doen. Deed je het niet dan werd het op jouw kosten gedaan. Bovendien verbeurde je dan ook nog een boete die tegoed kwam aan de armen (Artikel 11). Een regelrechte Beeldenstorm!

Het Hofje van Nieuwkoop naar wie de Stichteres van ons Hofje verwees als referentie in haar testament, toont nu nog steeds de rigoureuze verminking van 1795. De ellende van toen is nog niet voorbij. Provisorisch is geprobeerd wat te herstellen, maar mooi is anders.

Let op hoe de architect Timmermans van ons Hofje het testament van de Stichteres ruim interpreteerde. De huisjes van het in haar naam te bouwen Hofje moesten worden gebouwd als die van de Heer van Nieuwkoop. Onze architect nam meteen het centraal geplaatste Regentenpand over. Hij plaatste de boogjes naar de zijkanten en creëerde een monumentale trap daarvoor in de plaats.

Ook de familiewapens van de eerste Regenten en de Stichteres van ons Hofje werden verwijderd in 1795. In de Binnentuin kwamen de wapens van de eerste Regentessen waarschijnlijk terug in de periode 1813-1815. De wapens aan de Kerkstraat kwamen pas terug in 1976 bij de restauratie, 181 jaar later!

(Foto Toegangspoort Wikipedia)

Afbeeldingsresultaat voor hofje van nieuwkoop

Foto Regentenpand door Roel Wijnants.

Bron: Regionaal Archief Alkmaar, Stadsarchief Alkmaar (1254-1815), Inv.nr. 2367,
Plakkaten van de Staten-Generaal, de Staten van Holland en opvolgende besturen. 1651-1814.

VRYHEID, GELYKHEID,
BROEDERSCHAP

PLACAAT

De provisio-
neele Repraesentan
ten van het Volk
van Holland, allen
den geenen / die de-
ze zullen zien of
hooren leezen / Heil
en Broederschap /
doen te weten / dat
wy in overweging hebbende genomen /
hoe met de grondbeginselen in onze Pu-
blicatie van den 31 January 1795 ver-
vat en ten rigtsnoer van onze eigene ver-
rigtingen en gedrag aangenomen / en
waar op het Gebouw der toekomstige
waarlyk vrye / en met de onvergankelyke
Rechten van den Mensch en Burger
overeenkomende / Regeringsform moet
worden gevestigd geenzins zyn overeen
te brengen de overblyfsels zoo van het
bygeloof der vorige tyden / als van de
dwaze trotsheid der zogenaamde Edele
of Ridderlyke geslagten / welke / tot schan-
de der tegenwoordige meer verlichte ty-
den / en van de zoo gelukkig in deze Re-
publicq herkregene Vryheid / nog heden
in onze kerken gevonden worden; en
boevn dien gecosidereerd hebbende / dat /
hoe zeer de nadeelen / welken uit het begra-
ven in de Kerken naar het oordeel van
deskundigen moeten voortvloeijen / en
ook dadelyk ondervonden worden voor
de gezondheid der genen / die dezelve
Kerken frequenteren / door niemand im-
met tegengesprooken zyn of kunnen wor-
den / echter de loflyke voorbeelden / ons
van die schadelyke gewoonte af te gaan /
sedert eenigen tyd op verscheidene Plaat-
sen van ons Land gegeven / van geen
genoegzamen invloed ter navolging zyn
geweest / en het dus van onze onver-
mydelyken plicht is / om / door onze tus-
schenkomst / de betere uitwerking derzelve
ten nutte van het algemeen welzyn te
bevorderen; – en voords ook in aanmer-
king genomen hebbende / dat het ophan-
gen of plaatsen van Wapenschilden in
Kerken of voor Huizen of andere Gebouw-
wen tot niets anders dient / dan om de
vooroordeelen aan te kweeken en te on-
derhouden / als of die genen / welken zich
die Wapens Toeëigenen / voortreflyker
wezens waren / dan hunnen Natuurgeno-
ten uit welke inbeelding dan ook ge-
sproten zyn de bespotlyke tituls van Hoog-
edel / hooggeboren / hoogwelgeboorden /
hoogedel Gestrenge / of Weledel Gestren-
ge Heer / met welke de eene Mensch zich
door den anderen / zelfs na zynen dood / en
dat in plaatsen / die niets dan de zuiver-
ste nederigheid en eenvoudigheid behoor-
den te ademen / laat begroeten; en voords
ook de nog haatlyker gewoonte van zy-
nen Medemensch / die in het geval is /
van om het genot van kost / loon / kleding en
huisvesting zyne natuurlyke vryheid voor
eenigen tyd tegen eenen dienstbaaren staat
te moeten verwisselen / daar toe nog daar
en boven te verpligten / dat de Teekens
dezer dienstbaarheid door veelverwige
uitmonsteringen van allerleien aart op de
kleederen alomme met zich moet dragen.
En eindelyk nog geconsidereerd heb-
bende / dat de Banken van Distinctie of
zogenaamde Eergestoeltens voor byzon-
dere Collegien / Ambtenaar of fami-
lien / thans in onze kerken plaats heb-
bende / hoe zeer juist niet uit de boven-
gemelde oorzaken afkomstif / echter ter
dezer plaatsen almede eene onbehoorlyke
onderscheidinge vertonen tusschen den
Burger die met het publicq bestuur is
belast / en zyne Medeburgers / die hem
daar toe hebgen aangesteld / waar door
het denkbeeld van Gelykheid / het welk
vooral by den eerstgemelden nimmer uit
het oog behoort verloren te worden / te
zeer wordt verzwakt; – of waar door de
onderscheiding van tydelyken Bestierder
des Volks en het Volk zelve / althans op
een’ tyd en plaats / wordt gevorderd/ al-
waar dezelve in geenen deele kan te pas
komen:
ZOO IS HET, dat wy om alle deze re-
denen hebben goedgevonden en gedecre-
teerd / gelyk wy decreteeren by dezen:

Art 1
Dat / met den aanvang van het eerst-
komende jaar 1796, alomme binnen deze
Provincie zal moeten cesseren het begra-
ven van Lyken in alle Kerken / mits-
gaders ook binnen de Steden of Dorpen

2.
Dat ten dien einde binnen den loop van
dezen jare 1795, en wel / zoo veel moge-
lyk / voor de maand November / of im-
mers uiterlyk December dezes jaar /
door elke Municipaliteit zal moeten wor-
den aangelegd / en ten gebruike vervaar-
digd / eene / zoo ver mogelyk van Huizen
en gemeene Weger verwyderde / Begraaf-
plaats of Begraafplaatsen / die wel groo-
ter / maar niet kleiner / zal of zullen mo-
gen zyn / dan alle de Grafsteden of Be-
graafplaatsen te samen genomen / welken
in elke Stad of Parochie respective thans
gevonden worden / en op dezelfde wyze
in eigen Graven / huurgraven en gemee-
ne Graven verdeeld zullen moeten worden

3.
Dat na het einde van dezen jare 1795
geene Grafsteden in eenige Kerk meer
zullen mogen worden geopend of geroerd /
maar alle dezelve gesloten zullen moeten wor-
den gelaten / ten minsten tot den jare 1820.

4.
Dat aan een ieder / die thans een Graf-
stede in een Kerk bezit tegens overgifte
zyner bewyzen van eigendom / door de
Municipaliteit zal worden ter hand ge-
steld een Acte tot bewys van eigendom
van een gedeelte in de nieuw aangelegde
Begraafplaats / of Begraafplaatsen / hem
by ’t Lot te beurt gevallen /’en evenveel
Lyken als zyn gewezen Kerkgraf kun-
nende bevatten / zonder dat hy daar voor
ietwes zal boeten betalen.

5.
Dat de oude Grfazerken in de Ker-
ken zullen moeten worden gelaten ] zoo
lang de opzichters derzelven / of zooge-
naamde Kerkmeesteren zulks verkiezen;
doch dat daar op alleen de Naamen en
Sterftyden / doch niet de Wapens zullen
mogen blyven / welken zoo dra doenlyk
zullen worden uitgehakt.

6.

(onleesbaar) de nog nieuwe nieuwe Begraaf-
plaats of Begraafplaatsen / door de Be-
zitters van Graven zulks verkiezende /
wel Grafzerken ten hunnen koste ge-
legd zullen mogen worden / en daar op
gesteld de Naamen en Sterftyden der
aldaar Begravenen / doch zonder eenige
Tituls of Wapens

7.
Dat het vervoeren der Lyken naar zoo-
danige Begraafplaatsen zal moeten ge-
schieden / in alle stilte / zonder eenige praal
of noodeloozen omslag / het zy te voet / of
met een geschikt Ry- of Vaartuig / naar
de gelegenheid der Plaatsen

8.
Dat wegens die vervoeringen geen dub-
bel Begraafrechts zal behoeven betaald te
worden; maar wel wanneer een Lyk
naar eene andere Begraafplaats / dan die
van de Stad of Parochie / zaar zulk
een Mensch gestorven is / vervoerd wordt.

9.
Dat voor den 1. September 1795 alle
Wapens en Rouwkassen / door of van
wege de Eigenaars derzelven ten hunnen
koste / doch onder opzicht der respective
Kerkmeesteren / uit de Kerken zullen mo-
gen worden weggehaald / en dat de over-
blyvende / voor de maand October / ten
behoeve der Armen of Kerken van elke
Plaats zullen worden geamoveerd.

10.
Dat dit echter niet toepasselyk is op
Tombes / Gedenkstukken van kunst / of
diergelyke monumenten / waar door men
de negadagtenis van Vaderlandsche
Staatsmannen / Helden / Geleerden of
Kunstenaars ’t eeniger plaatse heeft willen
vereeren en vereeuwigen.

11.
Dat mede voor den 1 september 1795
van de Voorgevels van alle huizen en
andere Gebouwen alsmede van alle
koetsen / jachten en andere ry- of vaar-
tuigen / door de respective Eigenaars zul-
len moeten worden weggenomen of uit-
gehouwen alle Wapenschilden en Orna-
menten van heraldie / op poene / dat zulks
in de voorsz maand / op ordre der Mu-
nicipaliteit / doch ten kosten der Eige-
naars / zal worden ter uitvoer gebragt.

12.
Dat almede voor den 1. September
dezes jaars / alle gedistingueerde Gestoel-
tens in de Kerken / zoo veel mogelyk /
zullen worden egaal gemaakt / en tot
plaatsen / gelyk met alle anderen / zonder
eenig teeken van onderscheid / geschikt
zullen worden / zoo dat voortaan de Le-
den van eenige Collegien of Ambtenaars /
Heeren of Vrouwen van Plaatsen / geen
afgezonderde of boven andere uitstekende
Zitplaatsen / uit hoofde hunner qualiteit /
zullen mogen hebben.

13.
En eindelyk / dat / hoe eerder zoo be-
ter / maar uiterlyk voor den 1 Septem-
1795 zal moeten ophouden het dragen
van Leveryen / op poene / dat een iege-
lyk / die / na dien tyd / wordt aangetrof-
fen / eenig stuk van Lverykleeding aan
zyn Lyf hebbende / dadelyk door de Die-
naars der Justitie zal worden geappre-
hendeerd / in een Wachthuis gebragt /
en hem aldaar die kleeding uitgetogen;
en dat / wanneer dezelfde Persoon an-
dermaal in zodanige kleeding gevon-
den wordt / hy / zonder figuur van Pro-
ces / zal worden gecondemneerd / om als
een verlaagd Wezen / dat zyn eigen schan-
de najaagt / in zyn Levery / op een Scha-
vot of Kaak ten toon gesteld / en voords
uit het Territoir van den Rechter geban-
nen / te worden; zullende / desniettemin /
die genen / ten wier Huize zoodanige
Leverydragende Persoonen woonen / of
in wier actueelen dienst zy zyn / deswe-
gen verbeuren voor de eerste reize een
boete van 1 honderd / en voor de tweede
reize / een boete van duizend goude Ducaten /
te bekeeren een derde voor de genen /
die den Liveryendrager hebben geattrap-
peerd / of aangebragt / een derde voor de
Armenkassen der Plaatse / en een derde
voor den Officier / die de Calange zal
hebben gedaan.

En op dat niemand voorwende van
deze inrigtingen onkundig te zyn ge-
weest / zal deze alomme gepubliceerd en
geaffigeerd worden / waar zulks behoordt
en gewoon is te geschieden.
Gedaan in den Hage onder het klein
Zegel van den Lande / den 8 Juny
1795.
Het eerste jaar der Bataafsche Vry-
heid.

P. Gevers, vt
Ter ordonnantie van de
provisioneele Reprae-
sentanten van het Volk
van Holland
C. Scheffer
_________________________________________
IN ’s GRAVENHAGE,
By Isaac Scheltus, ’s Lands Drukker. Anno 1795

Bewerkt door Richard Keijzer

Back To Top